EEN METEOOR AAN DE HAAGSE HEMEL
34
Spreek uit: Sjuutte.
Elfsburg gelost, kon ook Gotenburg weer worden opge
bouwd. In September 1617 zou de lening met koper
worden terugbetaald. In de eerste helft van 1617 nu,
werd Van Dijck naar Zweden ontboden om er rapport
uit te brengen, speciaal in verband met de godsdienst
twisten, die Oldenbarneveld twee jaar later het leven
kosten zouden. Hij ontried er de koning, reeds nu op een
nieuwe lening aan te sturen, maar deze luisterde al niet
meer naar hem. Hij zond één van zijn rijksgroten, Johan
Skytte naar Den Haag om er samen met Van Dijck
voor te werken. Merkwaardigerwijze, echter vertrok
Skytte alleen en volgde Van Dijck eerst na maanden.
Waarom? We weten het niet. Niet enkel werd Skytte
in de Nederlanden glansrijk ontvangen, maar hij werd
er door Muys en zijn coterie ook krachtig bewerkt. Zijn
brieven aan de rijkskanselier getuigen ervan: hij had nu
op het beleid van Van Dijck heel wat aan te merken.
Inmiddels logeerde hij in het Zweedse Huis, dat hij zeer
bewonderde. Zuurzoet, echter, merkte hij op, dat Van
Dijck er veel aan moest hebben ten koste gelegd. In zijn
opdracht, zoals Van Dijck wel voorspeld had, slaagde
hij niet. Maar hij had toch dit succes, dat de lening van
1616 in 1618 in plaats van in 1617 mocht worden terug
betaald. Het in 1617 te verschepen koper was voor de
lening dus niet meer verbonden. Het werd aan Rutgers
geconsigneerd en kwam hiermee in de handen van Muys.
In de eerste dagen van 1618 verscheen dan toch ook
weer Van Dijck, die zich onmiddellijk met De Geer in
verbinding stelde: hij was gemachtigd, met deze contrac
ten voor de levering van wapentuig af te sluiten, een
gebied, waarop Muys zich niet bewoog. Ook Skytte