EEN METEOOR AAN DE HAAGSE HEMEL
36
ring te saboteren: Holland was de ruggegraat der Ver
enigde Provinciën en met medewerking van de Staten
van Holland kon worden bereikt, dat het gevallen be
sluit zonder gevolg blijven zou. Bijna was hij geslaagd,
maar Amsterdam, de stad van De Geer, weigerde mee
te doen en voor het welslagen was deze medewerking
onontbeerlijk. Zo ging de lening dan door, het geld werd
uitbetaald en Rutgers, die toch naar Zweden vertrekken
moest, nam het mee. Elfsburg kon worden vrijgekocht
en Gotenburg herbouwd!
Van Dijck triumfeerde. Ten onrechte. Zijn positie was
ondergraven, hij zou het gauw genoeg merken. Enig
vermoeden zal hij er ook nu wel van hebben gehad, maar
hij stelde zich met de meest averechtse middelen teweer.
Hij trachtte te imponeren, zich het aanzien te geven van
een steeds groter grand seigneur. Aan de overzij van de
Z. O. Binnensingel, die, nog niet lang geleden gegraven,
nu de achterkant bezoomde van zijn terrein, kocht hij zich
een groot brok overtuin, die aan het Zweedse Huis een
nog groter staatsie verlenen moest dan voorheen. Maar
wat belangrijker en vooral ook erger was: hij kocht zich
in het Westland, voor een zeer hoog bedrag, de bij elkaar
behorende heerlijkheden de Lier en Souteveen. Hiervan
nu Heer te zijn was zijn glorie, want Heer te zijn van dit
of van dat bracht in die tijd een grote vermeerdering van
aanzien mee. Maar kon hij de goegemeente daarmee
zand in de ogen strooien, op Gustaaf Adolf maakte hij
er geen indruk mee. Integendeel! Evenmin op De Geer,
die, hoe vriendelijk ook van natuur, hoe gevoelig van
hart, een zakenman was op en top. Hij gaf er zich reken
schap van, dat Van Dijck hem van weinig nut meer kon
zijn, omdat hij het oor van de koning verloren had. Zo
zocht en vond hij dan wegen, om rechtstreeks met de
koning in verbinding te treden. Van Dijck stond alleen.