EEN METEOOR AAN DE HAAGSE HEMEL 38 niet bij Van Dijck, dit spreekt vanzelf, liet het er Het werd erger, dan hij zich voorgesteld had. De koning bevond zich in Duitsland, waar hij incognito ver blijf had gehouden. En juist op datzelfde ogenblik ver vulde Muys er een opdracht van de Staten Generaal. De twee mannen ontmoetten elkaar in Brunswijk. Natuur lijk kwam het gesprek op Van Dijck. Al had dan Muys ook niets meer van hem te vrezen, hij deed, haatdragend, een boekje van hem open. Vooral het talmen met het storten van de aflossingstermijn mat hij breed uit. De koning, die een driftkop was, kreeg een aanval van woede. Er deugde niets meer aan Van Dijck. Maanden geleden had hij de nodige wissels gestuurd en nu dit! Meteen sloeg Muys nu zijn laatste slag. Van Dijck, zo vertelde hij, had van de Staten een lofprijzende brief medegekregen; door overrompeling, natuurlijk; was hij, Muys, aanwezig geweest, dan was dit nooit gebeurd. Nu reisde de koning naar Stockholm door, Hier was, op 2 Juli 1620, ook Van Dyck aangekomen. Kort na zijn ontscheping ontving hem de koning. Deze vroeg hem de leningsquitantie. Ze was op 6 Juni gedateerd. Ze gaf daarenboven een tekort aan van 17.594 gulden! Dit was genoeg. Verklaringen wenste hij niet aan te horen. De tevredenheidsbetuigingen van de Staten? Hij wist ervan. Door arglist verkregen. Van Dijck kon gaan. Hier, dan, kunnen wij ons verhaal, voor zover het een Haags verhaal is, beëindigen: de meteoor, die zes jaar lang aan de Haagse hemel geschitterd had, was gedoofd, Van Dijck was in ongenade gevallen, zijn rol in Den Haag was uitgespeeld, het Zweedse Huis, het uiterlijk kenteken van zijn glorie, stond leeg. Toch zal het de lezer interesseren, wat de verdere lotgevallen èn van de man èn van zijn huis zijn geweest. Ziehier.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1954 | | pagina 55