DE „ARCUS TRIUMPHALIS”
53
van
van de
echter
De Haagse begrafenispoort, die uiteraard van tijdelijk
materiaal gebouwd was, kennen wij uit een serie gravu
res, die Pieter Nolpe naar tekeningen van Pieter Post
van de prinselijke uitvaart graveerde 11Hierop mar
cheren de gardes van Zijne Hoogheid, die de trein open
den, door de boog (afbeelding).
Het zou grootspraak zijn, de eenvoudige poort die het
Haagse publiek in 1647 te zien kreeg, te vergelijken met
de somptueuze gevaartes, welke twaalf jaar tevoren
Antwerpen's straten sierden. Doch dit doet aan het
denkbeeld van de oprichting ervan niets af en sommige
elementen, waaruit het monumentje was opgebouwd,
sluiten er, elk voor zich, niet minder om aan bij die
de toenmalige (en de iets oudere) bouwkunst
metropolis aan de Schelde. Tevens vindt men er
een weerslag van de Noord-Nederlandse stijl in, die
evenmin bevreemdt, aangezien de boog een van de
laatste werken van de toen reeds jaren lang in Holland
wonende bouwmeester is geweest.
Zuid-Nederlands van karakter zijn in de begrafenis
poort de met geprofileerde lagen verlevendige zijwanden,
waarvóór met diamanten versierde pilasters waren ge
plaatst. Huyssens en, wat later, ook Fayd’herbe pasten
dit motief ongeveer op dezelfde wijze toe, b.v. in iets
eenvoudiger vorm, bij de Leliëndaalkerk te Mechelen
van de laatste (1662 en volgende jaren) en het Huis der
Geprofesten van de Antwerpse Jezuieten, door de eerst
genoemde 12Als geheel staat de poort in haar strenge
vormen wellicht het dichtst bij die van het Rubenshuis
11Uitgegeven bij N. van Ravesteyn in 1651. Zie F. Muller, De
Nederlandsche geschiedenis in platen, 1, Amsterdam 18631870,
no. 1924.
12) Afgebeeld bij: J. H. Plantenga, L’architecture religieuse dans
l'ancien duché de Brabant, La Haye, 1926, blz. 91.