DE „ARCUS TRIUMPHALIS"
55
b.v. bij de
van de Leidse
Lakenhal (uit 1639) sieren, of die boven de ingangsdeur
van de Utrechtse Statenzaal aan het Janskerkhof. Het
doek zal begrepen zijn geweest onder de leverantie van
Johan Smout aan de Haagse magistraat, ter waarde van
liefst 1503 pond, voor rouwdoeken, -linten, -sjerpen,
-rokken, de bekleding van vijf koetsen, ,,ende andere
nootsaeckelyckheden totten voorsz. rouw” 13
Ook de strenge, door tamelijk lichte profielen omslo
ten geveldriehoek, welke de poort bekroont, behoort in
de Noordelijke Nederlanden thuis. Men denke weer aan
13) A. J. Servaes van Rooyen, a.w., blz. 546.
De cartouches met kwabomlijsting, die middenop de
architraaf en bovenin het tympaan van de begrafenis
poort waren aangebracht, pasten evengoed in het kader
van de Zuid-Nederlandse als in dat van het Noorden in
het tweede kwart van de 17de eeuw. Men vergelijke deze
onderdelen met de titelbladversieringen van Frankaert’s
„Cents tablettes et escussons d'armes (Hondert schryf-
tafelkens ende wapenschilden)”, die in 1622 te Brussel
verschenen, of met de ovale vensters in de gevels van
Philips Vingboons' niet meer bestaand huizenpaar van
Pieter Jansz. Sweling aan de Oude Turfmarkt te Am
sterdam.
Hetzelfde geldt voor het kwab- en loofwerk dat de
Haagse ooievaar omringt. Op de prent is niet te zien of
deze decoratie plastisch was aangebracht dan wel alleen
maar geschilderd. De hierboven geciteerde betalingspost
aan Van Bassen doet het laatste vermoeden, te meer
omdat de kunstenaar zowel schilder als architect van
beroep is geweest.
De gans niet overdadige tooi van rouwfloers, welke
over het bovenste gedeelte van het monument is gedra
peerd, sluit geheel bij de Hollandse trant aan,
in steen gehouwen draperieën, die de gevel