DE „ARCUS TRIUMPHALIS” 57 delen, lijken zij niet zo ver af te staan van het werk van een meester als Adriaen Fredericksz. van Ouden- dijck, de vervaardiger van de beelden op de poort voor het weeshuis te Buren, die zich in 1614 te ’s-Graven- hage vestigde 16). Het blijkt niet of de vrouwen op de rouwpoort door Van Bassen zelf vervaardigd werden dan wel door een beeldhouwer. In het eerste geval zou den het helemaal geen vol-plastische figuren kunnen zijn geweest, doch uitgezaagde en beschilderde planken, een goedkoop procédé, dat meer dan eens in ons zuinige vaderland is toegepast en dat des te meer voor de hand lag bij een tijdelijk monument als het onderhavige. De graveurs evenwel hebben gewoonlijk angstvallig ver meden, dergelijke détails, die eigenlijk niet zo hoorden te zijn, naar de realiteit weer te geven en dus blijft ons vragen hieromtrent onbeantwoord. Wij kunnen slechts opmerken, dat in de rekening van de Haagse magistraat wel een post voorkomt voor de betaling aan Van Bassen, doch dat over een beeldhouwer gezwegen wordt. Dit feit geeft evenwel geen uitsluitsel, aangezien de verdere kosten van de poort begrepen kunnen zijn geweest onder het bedrag, dat de architect ontving. Maar men vergete niet dat hij (evenals Cobergher en Frankaert trouwens) van origine schilder was, dus dat hij heel goed eigen handig zodanig planken bewerkt kan hebben dat zij er als stenen beelden uitzagen. Zo blijkt de begrafenispoort voor Frederik Hendrik een synthese te zijn geweest van vormen, welke in het tweede kwart van de 17de eeuw in Holland en in de Zuidelijke Nederlanden in zwang waren. Als synthese lu) E. Neurdenburg, De Utrechts-Haagse bouwmecster-beeldhou- wer Adriaen Fredericksz. van Oudendijck en de beelden op de poort van het weeshuis te Buren, in: Bulletin van de Kon. Ned. Oudheidkundige Bond, Leiden 1951, blz. 29.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1954 | | pagina 76