DE „ARCUS TRIUMPHALIS” 58 lijkt het monument, zover wij het van de prent kunnen beoordelen, aan redelijke eisen voldaan te hebben. Maar vindingrijk was de bouwmeester hierin allerminst. Men kan zelfs zeggen dat hij er zich tamelijk conservatief in betoonde. De boog behoorde tot de laatste scheppingen van een kunstenaar die men merkt het in al zijn werk -weinig evolutie heeft doorgemaakt en die meer navolgde dan leiding gaf. Even representatief voor de ontwerper en zijn afkomst is de boog geweest voor het milieu, waarvoor hij hem bouwde: het ’s-Gravenhage van de oude Frederik Hendrik. Toen de prins stierf had een generatie lang Den Haag zijn ogen uit kunnen kijken aan een voor Holland ongekende ontplooiing van praal en een zeer actieve bouwbedrijvigheid. De meeste paleizen die de stadhouder had laten zetten waren bij zijn overlijden vrijwel voltooid; van het laatste, de Oranjezaal, was het ontwerp gereed en de bouw begonnen. De „Frederik Hendrik-stijl”, mengsel van Hollandse smaak en buiten landse grandezza, had zich gevormd. Nog een aantal jaren kon hij worden voortgezet, maar verder ontwikke len zou hij zich in de residentie weinig meer. Want de internationale stromingen, die aan het hof heersten en die aan de Haagse kunst een voor Nederland uitzonder lijk aspect hadden gegeven, konden in het eerste stad houderloze tijdperk door gebrek aan voldoende nieuwe contacten en invloeden niet goed voortbestaan. De dood van Frederik Hendrik, en kort daarop die van Willem II, betekende het einde van een episode in onze geschiede nis; ongeveer daarmee samen viel het einde van een kunst-bloei, waarvan Van Bassen’s arcus triumphalis" een late uiting vormde. Nagevolgd worden zou hij niet.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1954 | | pagina 77