DE VOORMALIGE BUITENPLAATS ENDELDIJK 94 in zestien Huisgezin Mijne Buitenwoning, bestaande Fruithoeven, die meest aller ijder een voeden en omtrent 44 a 45 morgen Lands be slaan, in drie Bosschen te samen omtrent acht morgen groot; Grachten en Vijvers; mijn Land huis, Lanen en verdere Plantaadje; en eenig Weiland. Door het graven van een Gracht, en het doorgraven van den Mariëndijk, waar over ik een brug gelegd heb (zijnde mijn vrij eigen weg, te zien in een brief in dato 19 Mei 1565) heb ik het Water, 't geen hier voorheen stuitede, en daardoor, altoos stinkende langs Honsholredijk staan bleef, eenen doortocht tot in den Gantel- Ten overvloede kan nog vermeld worden, dat in het testament van Oldenbarnevelt en zijn vrouw van 22-9- 1952 (afgedrukt in ,,Jan van Oldenbarnevelt, Beschei den betreffende zijn staatkundig beleid en zijn familie" door Dr. S. P. Haak, le dl. (1934), blz. 235) ook slechts sprake is van „acht ende een halff morgen lants, gelegen in de Monsterambocht aen de Mariëndijck”. In dit testament wordt wel op een andere plaats ge sproken van „zijne huysinghe, schuyre ende barch, staen- de op Honsholredijke, met sess margen lants, gelegen in Monsterambocht”, doch dit land lag niet aan de Mariën dijk doch meer Zuidwaarts in het dorp. Oldenbarnevelt vermaakte het aan zijn oudste dochter Adriana Geertruid (f 1601), die met Reinoud van Brederode, heer van Veenhuizen gehuwd was. In het Caertboeck van Naald wijk staat het ten name van „Juffrouw van Veenhuizen” hun dochter. Van der Pot bracht vele verbeteringen op zijn land goed aan. In de reeds genoemde „Opheldering” schrijft hij over Endeldijk onder meer:

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1955 | | pagina 119