DE HAAGSE KOHIEREN VAN HET 110 II. Het schrijven van de Staten van Holland aan de magistraat van den Haag over deze vrijwillige lening is' niet bewaard, het moet echter gedateerd geweest zijn op 2 juni 1585. Uit de resoluties van de magistraat van 2 juni 1585 zien we evenwel, dat nog op dezelfde dag digd, vandaar dat enkele leden ontbraken), die bij ont stentenis van een souverein voorlopig de regering zou waarnemen, zocht naarstig naar middelen om de benarde situatie meester te worden. De onderhandelingen met Frankrijk en Engeland over aanbieding der souvereiniteit werden voortgezet, maar in de eerste plaats moest de steeds meer opdringende Parma het hoofd geboden wor den, en daarvoor waren troepen nodig, troepen en geld veel geld! Middelerwijl immers had Parma het beleg geslagen voor Antwerpen. Op 3 juli 1584, nog enkele dagen dus voor de dood van de Prins van Oranje, waren zijn troepen daarheen in beweging gezet, en steeds nauwer had hij de machtige koopstad in zijn ijzeren greep om kneld, alle pogingen tot ontzet ondernomen waren mis lukt en steeds luider hadden de smeekbeden om hulp uit de zwaar beproefde sinjorenstad geklonken. Wij zullen het drama van de val van Antwerpen hier niet verhalen, vaardiger pennen dan de onze hebben dit reeds vele malen gedaan, tot het bittere einde der capitulatie op 16 augustus 1585, nadat op 19 juni Mechelen reeds was voorgegaan. Wij wilden slechts de achtergrond geven, waartegen de oproep om financiële steun moet worden gezien, welke wij aan het begin van dit verhaal afdruk ten, en waartoe ook de inwoners van den Haag, zonder onderscheid van rang of stand werden opgeroepen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1955 | | pagina 135