DE HAAGSE KOHIEREN VAN HET
114
de Paepestraet
III.
sijde van deselve buyrte totte houck van
als Reyer Janss. in St. Nicolaes.
Memorie: Sij verdacht overall naerstelicken te vraegen
wat personen met elck is inwoenende.”
Zo zien we dan de groepjes van drie heren de hun
toebedeelde wijk intrekken, huis aan huis aankloppend
en de bewoners opwekkend, voor zo ver zulks nodig
mocht blijken, tot intekening op de vrijwillige lening tot
gewapende bijstand aan de in het nauw gebrachte Ant
werpenaren en Mechelaren. Wat het resultaat was van
hun arbeid, moge uit het volgende kapittel blijken.
Gaan wij thans de resultaten na van de intekening,
zoals deze in de hierachter afgedrukte kohieren voor ons
bewaard zijn gebleven. We dienen wel te bedenken,
dat deze kohieren zich onderscheiden van kohieren der
500e en 200e penning, gelijk die door Dr. H. E. van
Gelder in de Jaarboeken van 1913 en 1914/15 werden
afgedrukt. Gold het daar immers een belasting, die een
percentage bedroeg van het vermogen der aangeslagenen,
hier gaat het om vrijwillige lening, waarvan ieder de
grootte naar eigen goeddunken kon vaststellen. Het in
getekende bedrag geeft dus geen absolute maatstaf voor
het vermogen van de intekenaar, al is de relatieve ge
goedheid er in de meeste gevallen natuurlijk wel uit af
te lezen. De waarde der kohieren is echter gelegen in
het feit, dat in tegenstelling met de belastingkohieren,
de gehele bevolking van den Haag om een bijdrage werd
aangesproken, zodat ook de minst kapitaalkrachtige
lagen der bevolking, die als niets of bijna niets bezittend
in de belastingkohieren niet voorkomen, hier de revue
passeren! Ziet men zich bij een vermelding, als laatste