ONTZET VAN ANTWERPEN IN 1585 121 IV. hiermede een beeld al moge het dan niet op alle punten even scherp zijn van een ’s-Gravenhage, zoals het zich, na de harde slagen in de Geuzentijd, begon te herstellen en reeds in zich droeg de kiemen van de bloei periode, die het met de grote steden van Holland in de volgende de Gouden - eeuw zou doormaken. Zo vlot als de lening werd toegezegd, is het geld niet binnen gekomen! Verwonderlijk is dit eigenlijk ook niet. Viel niet de stad Mechelen reeds binnen de week na de intekening? Volgde niet op 16 augustus Antwerpen, waarvan zo veel afhing en waarvoor men zich in hoofd zaak deze offers getroostte, dit droeve voorbeeld? Het is te begrijpen, dat bij zulk een afloop de offerzin van degenen die eerst hun bijdrage enthousiast hadden toe gezegd, wel enige matiging ondervond. Maar het geld moest er toch komen! Immers verschillende leden van de hoge colleges en van de magistraat van den Haag hadden op hun parti culiere obligaties reeds sommen opgenomen en in de krijgskas gestort, welke uit de opbrengst van de lening moesten worden terug betaald. Van vrijwilligheid was dan ook al gauw geen sprake meer; een van de volgende stukken welke op deze lening betrekking heeft, dient zich dan ook aan als „Extract uuijten quoyeren van den ommeslach ende kapitale quotisatie gemaeckt ende ge nomen in plaetse vande willighe contributie geconsenteert tot ontseth der Stadt Antwerpen opgebracht te werden inde maent Junio, Julio ende Augusto bij egale portien, ende dat van alsuïcke restanten vande eerste helft die nijet betaelt en hebben, begrepen inden quartiere onder de letter (Arch. Soc. no. 4).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1955 | | pagina 146