EN ZIJN NAASTE OMGEVING
29
stal
Van Thedrode was behalve „contreleleur van het Kleyn-
segel” ook administrateur bij het rentmeesterschap van
de goederen van Van Duivenvoorde. Hij deed dit niet
goed, Johan van Duivenvoorde en zijn erven moesten
herhaaldelijk met hem en zijn erven procederen. Hij
overleed in november 1645, zijn weduwe, Elsgen Maer
tens van Groene, bleef het huis „Achter de Klooster
poort” bewonen.
Arent van Wassenaer had weer meer ruimte nodig.
Hij kocht op 29 september 1662 een stal voor drie paar
den en een wagenhuis gelegen westelijk van het Nach-
tegaalspad naast het hem reeds toebehorende terrein.
Op 25 juni 1703 kocht Jacob van Wassenaer daar nog
een klein stukje grond bij; vermoedelijk was hij toen aan
het verbouwen.
Nadat in 1719 door de aankoop van het perceel naast
zijn woning aan het Voorhout een behoorlijke stal aan
de Hoge Nieuwstraat was verkregen, was een zo uitge
breid stallencomplex aan het Nachtegaalspad natuurlijk
voor eigen gebruik niet meer nodig. Daarom werd het
voor het grootste deel verhuurd.
Van 1720 tot 1723 had Johan Hallungius, de eigenaar
van de buurhuizen aan Voorhout en Hoge Nieuwstraat
de stallen grotendeels in huur. Hij immers had, nadat
hij in 1713 zijn grote huis had gebouwd, geen stal aan
het Voorhout meer. Hij betaalde f 300 huur, maar Van
Wassenaer behield voor eigen gebruik het koetshuis
„staende nevens de stal tegen de coetsierscamer”. In
1725 werden de stallen in tweeën verhuurd. Het groot
ste deel aan Jacob Godefroy Baron van Boetzelaer.
Heer van Nieuveen, Gecommitteerde Raad, afgevaar
digde naar de Staten-Generaal, in 1727 groot-zegelbe-
waarder, stadhouder en registermeester der lenen van
Holland. Hij overleed op 4 December 1736. Het andere