IETS OVER DE EERSTE HAAGSE
WONINGBOUWVERENIGING
door
Mr. J. H. DE MOL VAN OTTERLOO
Het was een, wat men zou kunnen noemen, vrij deftig
gezelschap, dat op 11 april 1853 ten huize van de
Douairière de la Bassecour Caan, geboren van der Heim,
aan de Lange Vijverberg bijeenkwam. Gastheer was de
inwonende zoon Jhr, Mr. J. J. Caan, advocaat bij de Hoge
Raad. De andere aanwezigen waren de heren Jhr. Mr. C.
van Breugel en Jhr. Mr. H. G. C. L. Janssens, beiden
eveneens advocaat, en dan verder Mr. J. L. de Bruyn
Kops, commies aan Financiën en Jhr. Mr. H. J. van der
Heim, commies-griffier bij de Eerste Kamer. Allen oud-
alumni van de Leidse Universiteit, welke instelling zij
overigens nog niet lang geleden verlaten hadden; immers
hun leeftijden varieerden van 27 tot 30 jaar. Later zouden
zij allen mannen van betekenis worden.
Geen luchtige kout was het ditmaal, die het jeugdige
gezelschap bijeenbracht. Integendeel, de heren hadden
ernstige zaken aan het hoofd. Onder de indruk van wat
zij op hun rondwandelingen door de residentie hadden
waargenomen van de vaak zo treurige huisvesting van de
kleine burgerij liet allang de gedachte hen niet los, dat
het toch mogelijk moest wezen daarin verbetering te
brengen. De overheid hield zich afzijdig, maar waarom
de zaak niet zelf terhand genomen? Uit inlichtingen, in