WONINGBOUWVERENIGING
55
volkswoningbouw feitelijk op
binnen- en buitenland ingewonnen, was het aan de
heren bekend geworden, dat op dit gebied door parti
culier initiatief iets te bereiken viel. Was niet in steden
als Groningen en Arnhem eenzelfde kwestie op deze
manier aangepakt? En kon men zich niet in het bijzonder
spiegelen aan Amsterdam, waar, ruim een jaar tevoren
een particuliere organisatie tot een soortgelijk doel was
opgericht, die daar met succes bleek werkzaam te zijn?
Er viel wel nauwelijks aan te twijfelen of ook in den
Haag moest zulk een particulier initiatief, gebaseerd op
samenwerking van goedwillende en beter gesitueerde
elementen uit de burgerij, kunnen slagen; en in elk geval
was het doel zeker de moeite van een poging waard.
Van deze en dergelijke gedachten vervuld zullen de
heren stellig aan de uitnodiging van de gastheer om op
die namiddag van 11 april aan de Lange Vijverberg
zaken te komen doen met animo gevolg hebben gegeven.
Inderdaad was het omstreeks het midden van de
vorige eeuw in den Haag, en trouwens ook elders in het
land, met de huisvesting van de kleine burgerij niet best
gesteld. De Woningwet 1901 lag nog in een ver ver
schiet en vóórdien liet de overheid zich met vraagstukken
van volkshuisvesting en
geen enkele wijze in.
In den Haag waren de omstandigheden misschien in
zoverre nog beter dan in verschillende steden elders in
den lande, dat hier van een bepaald woningtekort niet
kon worden gesproken. Er was voldoende ruimte voor
nieuwe aanbouw, en van de gelegenheid daartoe werd
ook wel degelijk gebruik gemaakt, zodat het samenhok
ken van tal van gezinnen onder één dak, gelijk dit in de
binnenstad Voldersgracht, Spui, Breedstraat, Vis-
schersdijk, Ledig Erf enz.) placht voor te komen, zoet
jesaan tot het verleden ging behoren. Maar wat daar-