IETS OVER DE EERSTE HAAGSE 56 voor aan ééngezinswoningen buiten het centrum in de plaats kwam was in de regel weinig minder dan be droevend. Op ligging en vochtigheid werd geen acht geslagen en de funderingen waren doorgaans geheel onvoldoende. Andere grieven waren het slechte metsel werk, de veel te lage verdiepingen, de veel te geringe ruimte en het gebrek aan doorstroming van verse lucht. En voor al dat schoons moesten dan huishuren betaald worden, in geen verhouding staande tot de kosten van de bouw. Zo lag, na de nodige voorbereidingen, in de vergade ring van 11 april dan een project voor een „bouw vereniging” ter tafel, dat aan de denkbeelden van het jonge gezelschap vaste vorm zou moeten geven. Het zou de grondslag worden voor de oprichting, een klein jaar later, van de eerste woningbouwvereniging in de residen tie, de „Vereniging tot Verbetering der Woningen van de Arbeidende Klasse te ’s-Gravenhage”, welke in 1954 het feit van haar 100-jarig bestaan vierde. Over de hoofdpunten was men het in de vergadering al spoedig eens. Voorop stond, dat de op te richten vereniging geen charitatieve instelling zou moeten wor den. De te bouwen of te restaureren woningen zouden dan ook bestemd moeten zijn voor arbeiders, die een redelijke huur konden opbrengen, echter anderzijds daar voor aanspraak zouden kunnen maken op een goede en gezonde huisvesting. Er zou voorts een doorlopend streng toezicht op het zedelijk gedrag van de huurders worden uitgeoefend. Tapperijen zouden in de huizen der vereniging niet worden toegelaten. De leden van het bestuur zouden, zoals vanzelf spreekt, geen bezoldiging of schadevergoeding voor hun werk genieten. Ter finan ciering van de vereniging wel het moeilijkste punt zou een eerste „negotiatie” worden uitgeschreven tegen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1955 | | pagina 79