IETS OVER DE EERSTE HAAGSE
58
door de Bruyn Kops, als eenige bureaucraat, te bepalen
dag en uur”.
Hoe de voorgenomen conferentie is verlopen vermeldt
het archief der Vereeniging niet, maar blijkbaar is men
het erover eens geworden, dat men verstandiger deed
aandelen van f 250 uit te geven; hetgeen dus het twee
ledige voordeel had, dat de toekomstige geldgevers niet
al te veel middelen in de onderneming dezer „jongelui”
behoefden te wagen en dat dit vijftal zelf, ook voorzover
niet te best bij kas, toch ook nog wel een bijdrage zou
kunnen leveren, voldoende om lid van de toekomstige
organisatie te worden. Met het bestuurslidmaatschap zou
het dan wel loslopen!
Nu moest nog een antwoord worden gevonden op de
vraag, tot wie men zich met een opwekking tot deel
neming zou wenden. Erwaren natuurlijk wel verwan
ten en goede kennissen die bereid zouden blijken dit
initiatief van de jongere generatie door een kleine bij
drage te steunen, maar daarmede zou men er toch niet
komen. Haalde men het grote publiek erin dan zou de
zaak, aan de andere kant, veel te omvangrijk worden,
immers men moest bij die eerste proef vooral niet teveel
hooi op de vork nemen. De tussenoplossing die de heren
kozen was tenslotte een lijst van „ervaren en invloed
rijke personen”, wier belangstelling voor de zaak zou
worden ingeroepen.
Zo vonden dan in October 1853 een 180-tal uitver
korenen een circulaire thuis, ondertekend door de vijf
initiatiefnemers, waarin de Haagse woontoestanden
worden beschreven, de plannen worden uiteengezet en
wordt opgewekt om hen, door een voorlopige toezegging
tot deelneming in een 3 lening, in staat te stellen, tot
oprichting van de vereniging over te gaan. Enkele aan
halingen uit de circulaire mogen hier volgen omdat zij,