GELUKKIG IN HET SPEL,
72
x) Aldus Mr. J. B. Ridder de van der Schueren. De Jurisdictie-
geschillen tussen het Hof van Holland en den Magistraat van den
Haag, in Bijdragen en Mededeelingen van die Haghe 1903, blz.
119121. Zie ook: J. de Boer, Een liefde bij het clavecimbel
(fragment van de genealogie van Assendelft), in De Zaende III,
1948, blz. 86.
dat het Hof na onderzoek der zaak, dit casu quo aan
Schepenen zou ordonneeren.
De grieven, die mevr. v. A. tegen Elfring en tegen
haar dochter had, waren de volgende: Elfring was de
zoon van een metselaar, zijne moeder verkocht brandhout
in het klein; hij zelf leed aan vallende ziekte en hij had,
terwijl hij de oudste dochter van Mevr. v. A. les op het
clavecimbaal gaf (een zonderling werk voor den Schout
van Odijk) het hart der jongere dochter weten te ver
overen; hij had dat meisje geheel omgepraat en tegen
haar moeder opgezet; zij verloor den eerbied, die zij
hare moeder verschuldigd was, geheel uit het oog, en
had haar toebehoorende kleederen, juweelen en een be
drag van f 5000.aan effecten, dat zij uit een loterij
had getrokken, uit het huis hater moeder weggebracht,
zonder te willen zeggen, waar zij een en .ander ge
laten had.
De Wed. v. Assendelft zat intusschen niet stil. Op
10 April zond zij twee requesten aan het Hof, het eerste
om het recht te verkrijgen om haar dochter te mogen
brengen in een verzekerde plaats in deze provincie, het
tweede om een curator over haar te benoemen.
Op het eerste request gaf het Hof aan de requestrante
vergunning om hare dochter in haar eigen huis te be
waren, op het tweede werd de beschikking aangehouden,
maar kort daarop werd de door Schepenen reeds be
noemde Van der Meulen, ook door het Hof tot curator
benoemd” 3