1 ol Gelukkig achten wij ons, den toestand van liet armwezen in het algemeen niet ongunstig te mogen noemen. De rekeningen der gesubsidieerde armbesturen, waarover eene Commissie uit Uw midden, voor eenigen tijd U een uitgebreid rapport heeft gedaanhebben het bewijs opgeleverd van eenigen vooruitgang in de financiën dier armbesturen, en alhoewel niet alle liefdadige inrigtingen daaronder begre pen zijn, en niet alles gezegd of bewezen is, door te wijzen op den financiëlen staat der administrationachten wij toch dat gij met ons zult instemmen, dat wii daaruit de cevolc- trekking mogen maken, dat niet alleen de armoede in onze Gemeente niet toenemende is, maar dat zelfs eene geringe verbetering in den algemeenen toestand van het armwezen is te bespeuren. Die stelling houden wij vol met het oog op de statistieke opgaven, die door ons aan liet Gouvernement zijn ingediend en waaruit wij geput hebben de opgaven, aan het slot van dit hoofdstuk volgendeen zij bevestigt zich vooral bij ver gelijking van deze met die van het vorig jaar. Niet dat eene in het oog loopende vermindering van subsidiën en toelagen voor armbesturen en gestichten kan vermeld wor den maar wij achten vooruitgang daarwaar bij toenemende bevolking de vergelijking van de statistieke tabellen over twee opvolgende jaren niet ten ongunste van het laatste uitvalt. Welke nu de hoofdoorzaken van dien bijna onmerkbaren vooruitgang in den staat van het armwezen zijn, daarover achten wij het uiterst moeijelijk een bepaald oordeel uit te spreken. De zachte winter heeft zijne uitwerking ten goede doen gevoelen, door reeds vroegtijdig gelegenheid te geven tot arbeid: onderscheidene werken hebben in de Gemeente plaats gehad en den handwerkman brood verschaft; de welvaart is niet afgenomen, de levensmiddelen zijn niet buitengewoon hoog geweest, en al deze omstandigheden oordeelen wij toe vallige oorzaken genoeg, om de armoede in eene gemeente niet te zien toenemenzonder daarom dit alles nog bepaald O o

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1851 | | pagina 31