34
Met aanbeveling daarom van beide de behandelde midde
len, prijzen wij bij uitnemendheid orde en eenvoudigheid
aan in de armen-administratiën.
Wij schrijven den vooruitgangwaarin wij ons bij haar
mogen verheugen aan de orde toe, die diakenen en regenten
der onderscheidene instellingen hebben aan den dag gelegd,
en met gerustheid vertrouwen wijdat zij zich over die orde
nimmer te bekladen zullen hebben. Gaat die orde hand aan
hand met eene doelmatige toepassing van het stelsel van
bedeelingen het daarbij zoo veel mogelijk inprenten van
zedelijkheiddan houden wij ons overtuigd dat de vrees
voor toenemend pauperisme in onze Gemeente zal vermin
deren en dat het althans niet wenschelijk zoude wezen
door dat kwaad erger voor te stellen dan het inderdaad is,
naar redmiddelen te doen uitzien, waarvan de werking wel
lis meer te vreezen zijn zoude, dan de kwaal zelve.
Bij de opgave van den algemeenen toestand der armen in
deze Gemeente, zijn wij volstrekt in geene bijzonderheden
getreden omtrent deze of gene der administratien. Wij mo
gen ecliter niet zwijgen van ëëne afdeelingtot het Arm
wezen behoorende, welke meer op zich zelve staat en in
eenen exceptionelen toestand zich bevindt, tegen over die
der anderenwier gelijke behoeften en gelijke middelenook
meer gelijke uitkomsten opleveren.
Wij bedoelen de Scheveningsche armen deze toch ver
schillen van de Haagsche, vermits stilstand, immers groote
vermindering van de visscherij in 1851, overbevolking,
sterfte van menig huisvader in het jaar 1849en andere
zeer ongunstige omstandigheden, de groote redenen zijn
van de armoede aldaar. Geen wonder dan ook, dat de bij
stand, die uit de Gemeentekas is moeten verstrekt worden,
in evenredigheid tot die, aan de administratien in \<t Gra-
venhage verleend, hoog geklommen is, en daarmede nog
ter naauwernood aan al de behoeften is kunnen voldaan
worden.
Wanneer eene meer gunstige vischvangst mogt plaats
hebben, zal wel een gedeelte van de oorzaken der verarming