42 Gemeentewet wettelijk overgegaan in handen van den Heer Burgemeester, doch tot den lsten Januarij 1852 heeft de Heer van Dorp zich nog wel willen blijven belasten met het toezigt over den gang der Politie-zaken, ten einde die met den nieuwen jaarkring, overeenkomstig de nieuwe bepalingen in- gerigt, aan liet wettig hoofd der Politie meer geregeld over te dragen. Wij doen bij deze gelegenheid gaarne hulde aan de verdiensten van den Heer van Dorp en aan de zorgen door hem gewijd, zoo aan de bevordering van orde in de administratie als aan de doortastende hervormingen in het politie-wezenen wij mogen niet nalaten te erkennen, dat hij den korten duur zijner directie in het belang van zijn stelsel nuttig besteed heefthoe ook later onze en uwe be schouwingen over dat stelsel zullen zijn. De algemeene toestand der Politie is, in verband met het aangenomen stelsel, redelijk voldoende. Door bekwame en ijverige Commissarissen geleid, wordt in de dienst behoorlijk voorzien, geniet de burgerij eene gewenschte veiligheid en vindt de wet eene gepaste uitvoeringen wij achten het eene aangename taak, te kunnen verklaren, dat, als op de werking der tegenwoordige Politie-inrigting aanmerkingen te maken zijnde schuld daarvan nimmer geweten zal kun nen worden aan minder getrouwe pligtsbetracliting van de hoogere ambtenaren van Politie. Slechts eene verandering in het personeel der Politie heb ben wij hier op te noemen, waar niet dan de voornaamste, en dus geenszins die in het personeel der agenten van ons gevraagd worden. liet is die, ontstaan door de aanstelling van den Heer Dominicus Breedveldt Boer, tot Inspecteur van Politie, in plaats van den tot Commissaris van Politie, te Leiden benoemden Inspecteur der 1ste klasse, titulair, Dirk Adrianus Hendriks. Aangaande de dienst der dienaren van Politie, nacht en veldwachten, kan ons Verslag zeer kort zijn. Het toezigt op die dienst wordt streng uitgeoefend, de dienst zelve behoorlijk geregeld en het personeel zoo veel mogelijk 1 -

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1851 | | pagina 42