b. J A G T
De staat van het jagtveld in deze Gemeente, is over het
algemeen ongunstig, ten gevolge van de strooperijen die
overal in de nabijheid van Scheveningen plaats hebben, en
bij de uitgestrektheid van het terrein en het weinige perso
neel tot toezigt, bezwaarlijk genoegzaam kunnen worden
tegen gegaan.
Grof wild wordt niet aangetroffen.
Klein wild: hazen.patrijzen en houtsnippen daarentegen,
is in overvloed aanwezig, en de jagt daarop zoude voorze
ker, zoo tegen het stroopen genoegzaam kon gewaakt wor
den, in allen deele goed kunnen zijn.
Over de jagt op waterwild kan weinig gezegd worden
omdat deze streken daarvoor slechts geringe gelegenheid
aanbieden.
De eigenjagten zijn in deze Gemeente veertien in getal,
waarvan sommigen slechts voor een zeer klein gedeelte on
der het grondgebied van 's Gravenhage gelegen zijn. Het
overig jagtveld is dominiale jagt, gereserveerd voor Z. M.
den Koning, en alzoo bestaan geene huurjagten.
Eendvogelkooijenzwanen- en ganzen driften worden in
de Gemeente aangetroffen, terwijl slechts ééne duiventil be
kend is aan de Beeklaan, die evenwel in den laatsten tijd
zeer slecht is onderhouden geworden.
Over den staat van het schadelijk gedierte valt niet te
roemen. Veel overlast wordt voor het jagtveld ondervonden
van bunsings en wezelsook tusschenbeide van valken
gieren of wouwen en sperwers. Het meeste nadeel veroor
zaken daarbij de verwilderde katten, die onder het schadelijk
gedierte minder bekend staan, maar waarvan het aanwezen
door de ondervinding echter stellig geleerd wordt.
Premiën zijn in den loop van 1851 uitgereikt, voor het
dooden van de navolgende schadelijke dieren, als:
3 Valken;
37 Wezels, en
69 Bunsings.
o