60 en de bestaaiide grondslagen geven ook geene aanleiding tot opmerkingen. En hiermede is ons Verslag ten einde. Wij brengen ten slotte nog hulde aan de welwillendheidwaarmede door ver schillende Commissiënzoo aan het Gemeente-bestuur door hare instelling verbonden, als daaraan geheel vreemde, ons belangrijke opgaven, tot haar beheer betrekkelijk, zijn ge geven, en waardoor wij ons in de gelegenheid gesteld gezien, om te voldoen aan de uitvoerige en uiteenloopende voor schriften van dit Verslag. Het was ons aangenaam die welwillendheid te mogen ondervinden, omdat wij daaruit zucht tot zamenwerking begeerte tot overeenstemming meenen te mogen afleiden, en dat daardoor alleen het welzijn en de bloei onzer Gemeente kunnen bevorderd worden, en de belangen behartigd, waar voor wij geroepen zijn, met ijver te waken. Vingen wij ons Verslag aan met de mededeeling, dat de toestand onzer Gemeente over het algemeen niet ongunstig ls wij eindigen met den wenschdat een nieuwe jaarkring voor haar nieuwe bronnen van welvaart moge openen, dat zij voor rampen en ongelukkendoor Gods goedheidmoge gespaard blijven, en dat een volgend Verslag de uitkomst moge vermelden van de goede verwachtingen, die wij voor het heil der Gemeente koesteren. Aldus uitgebragt in de Vergadering van den Gemeente raad van den 27slen April 1852. G. L. H. HOOFT Burgemeester J. F. BURNIER Secretaris. mmM- O O O i O 7 rr k

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1851 | | pagina 60