17 VIJFDE HOOFDSTUK. Gemeente-eigendommen werken en inrigtingen. het onmogelijk is gere- al de werken vastgesteld, naar den ver- de aanbe- 1852 nog niet daar is, en dus verscheidene betalingen op dat jaar nog kunnen of moeten plaats hebben; en 2’. omdat men bij elk cijfer den gang der geheele admi nistratie en liet plaats gehad hebbende moet in ver band beschouwenwil men tot eene juiste beoordeeling van het verschil tusschen dit en het vorige jaar komen. De algemeene indruk dien de vergelijking dezer cijfers met die van het vorig jaar, moet en mag geven, is even wel niet ongunstig. Het geheel van de dienst van 1852, is in ontvangsten en uitgaven, vrij gelijk aan dat van 1851, en bij de gedeeltelijke afschaffing der belasting op het ge- slagt en tegenover den minderen opbrengst van hallen en markten, ingevolge art. 254 der Gemeentewet, mogen wij ons over dat resultaat verblijden. Alvorens over te gaan tot de behandeling der bijzondere afdeelingen van dit hoofdstuk, meenen wij kortelijk te mo gen wijzen op de gewigtige veranderingen, in den loop des jaars 1852, in de wijze van beheer, het toezigt, de uit voering enz. der plaatselijke werken gebragt. Van het denkbeeld uitgaande, dat bij aanbesteding van sommige onderhoudswerken en van alle vernieuwingen, het personeel der werf aanmerkelijk kon verminderen; doch dat om de zaak geheel zonder eigen werk volk te drijvenheeft men het getal werklieden tot ver beneden de helft verminderdde inrigting der werfin verband daarmedevereenvoudigdde aanbestedingen geld en een behoorlijk toezigt over Ten aanzien van het personeelverwijzen wij staat bijlage Awaarin de nominative opgave daarvan vat is, terwijl wij ons voorbehouden, zoowel over stedingen als over de nieuwe wijze van bestuur en toezigt, 2

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1852 | | pagina 17