38 TIENDE HOOFDSTUK. Armwezen. Gevorderd tot de beschouwing van den toestand van het armwezen te dezer stede, herhalen wij wat door ons in het hoofd van dit Verslag is uitgesproken, dat de armoede niet is toegenomen eene uitspraak van groot# beteekenismaar moeijelijk door bewijzen te staven, omdat zij meerendeels berust op hetgeen wij in den loop des jaars in onze administratie opgemerkt en gezien hebbenminder op de statistieke opgaven waarvan ook zelfs bij de grootste zorgvuldigheid, de toe passing dikwijls zoo ongelukkig faalt. In onze betrekking tot de ingezetenen, leert men onder de armen ook hen kennendie bij geene armen-administratieop niet ééne enkele statistieke tabel voorkomen, en toch waarlijk arm mogen heeten, en daarom meenen wij ons te kunnen veroor loven de beschouwing over den toestand van het armwezen ook eenigzins uit onze ondervinding te puttenterwijl die ondervinding, in verband gebragt met den staat der gesubsi dieerde armbesturen en van de overige weldadige instellingen ons de overtuiging geeft van het niet toenemen der armoede. De staat der gesubsidieerde armbesturen over 1851 is U nog onlangs duidelijk geworden uit het rapport van Uwe Commissie, belast geweest met de opneming der reke ningen van die besturen, waarin gezegd wordt, dat die toestand geen merkbaar verschil oplevert met het vorig jaaren dat de behoefteneven als de middelen om daarin te voorziennagenoeg gelijk waren met 1850 en omtrent den staat der overige instellingen van weldadigheid, ver wijzen wij naar de achter dit hoofdstuk gevoegde tabellari sche opgaven, welke, bij vergelijking met het vorig jaar, een duidelijk overzigt geven over dit belangrijk onderwerp. Die vergelijking over het algemeenwordt van ons in het voorschrift gevraagden hoe gaarne wij willen erkennen dat zij verreweg de beste maatstaf is, om bij de beoordee- ling tot de waarheid te komenmoeten wij niet uit het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1852 | | pagina 38