3!)
op te geven,
weldadige i
oog verliezendat bij de beschouwing der armoede, duurte
van levensmiddelen, gebrek aan werk, strenge koude, heer-
schende ziekten enz.voorname zaken zijndie men behoort
in aanmerking te nemenen dat men ligt weg zeggen kan
dat er, in vergelijking met een der vorige tijdperken, min
der of meer armoede, dat is, gebrek geleden werd, maar
niet zoo list beoordeelen kanof er inderdaad meer of min-
der verarming heeft plaats gehadomdat bij het eerstede
tijdelijke, door omstandigheden te weeg gebragte kommer,
en bij het tweede, de zoo zeer in het hart der maatschappij
grijpende kanker van achteruitgang en ellendebedoeld
wordt.
In de eerste bedoeling herinneren wij, dat de winter niet
gestreng, de gezondheid bestendig is geweest, dat er altijd
werk voor den nijveren handwerksman gebleven is, doch
dat de levensmiddelen allen duur warenen wij geven uit
dien hoofdeals slotsom opdat de armoede niet strengmaar
tamelijk algemeen geheerscht heeft. In de tweede bedoeling
verklaren wij, in vergelijking met het vorig jaar, de toe
stand der armoede te beschouwen als op dezelfde hoogte:
een verblijdend teeken tegenover zoo vele gemeenten, welke
onder den last van de voortgaande toeneming der armoede
gebukt gaanen alzoo cene donkere toekomst te gemoet
treden.
Waar het verschil zoo onmerkbaar is tusschen het eene
en het andere jaarvalt het natuurlijk zeer moeijelijk de
hoofdoorzaken op te geven van dien achter- of vooruit
gang wij hebben dat hierboven evenwel reeds eenigzins
beproefd, zoowel in de onderscheiding tusschen het ware
begrip van armoedezoo als zij hier bedoeld wordtals in
de beschouwing van de redenen van het meer algemeene,
doch minder strenge der armoede. Wij zullen dit daarom
niet herhalendoch moeten hierbij voegendat bovendien
voor elke Gemeente die redenen nog in zoovele bijzonder
heden kunnen gelegen zijn, dat het bezwaarlijk zoude wezen
die allen te kennen en op te geven, en onder die rang
schikken wij het verlies van weldadige en rijke ingezetenen,