81 van Dr. P. M. Mess, geneesheer gunstig, en wij hebben alle reden te- de daargestelde vereeniging der beide is door de aanstelling te Leijden. De toestand van het Burger-gasthuis is over het alge meen genomenzeer vreden te zijn over vroegere gestichten. Wij herhalen omtrent deze inrigting gaarne de verklaring, afgelegd in ons vorig Verslag, naar aanleiding van art. 179, lett. Tuitgebragtdat het beheerde orde en reinheid even als de verzorging der ziekenuitmuntend mag heeten en dat de doelmatiger verpleging van lijders in de tweede afdeeling, eene spoediger genezing veroorzaakt, dan vroeger in het ziekenhuis het geval was. De kosten der beide gestichten in 1852 bedroegen ƒ18,300; die van de vereenigde inrigting in 1853 fl7,800, en dus beveelt de vereeniging zich ook van die zijde aan. Wij willen ook hier niet achterwege laten de aanmerkin gen, door de Gemeente-geneeskunstoefenaren in hun Verslag ook op het Burger-gasthuis gemaakt. Naar hun oordeel, is de localiteit voor de 1ste afdeeling te klein, zoowel voor de genees-, als voor de heelkundige bediening; zij wijzen daarom op de behoefte aan meerdere zieken- en verbandzalen aan eene operatiekamer, aan vertrekken tot afzondering van woelige zieken, aan een beter locaal voor besmettelijke ziek ten aan een vertrekwaarin de herstellenden zich over dag kunnen ophouden, en aan eene geschikte bad-inrigtingen dringen de voorziening in die behoefte aanop grond van de steeds toenemende bevolkingen ter wegneming van het bezwaar, dat de aan kwalen lijdenden dikwijls nog niet ge heel genezen het Gasthuis moeten verlaten, omdat hun geen langer verblijf mag worden toegekend. De eischen, hier gedaan, zijn hoog opgevoerd, doch het zij er verre af, dat wij ze allen zouden miskennen; integen deel, ook wij hebben reeds gedacht aan de mogelijkheid, om b. v. een locaal voor cholera- en besmettelijke zieken in plaats van het ongeschikte in den tuin aanwezige huis, te doen oprigtenen wij vonden ons daartoe te eerder aan-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1853 | | pagina 32