57 S onze om den tijd -van en Zoon die genoege hebben Wij achten ons verpligt, ter dezer gelegenheid uwe aan dacht te vestigen op de toenemende prostitutie in Gemeente *en op de onmogelijkheid voor de politie, daartegen te waken. Aan de eene zijde gebonden door een onvolledig regle ment, waarvan de overtreding van sommige artikelen uiterst moeijelijk te constateren is alsmede door de bepalingen van art. 334 Code Penalen aan den anderen kant ver lamd door gebrek aan de noodige bevoegdheid, om in het algemeen maatschappelijk belang krachtdadig te kunnen handelen, wordt het toezigt moeijelijk en onuitvoerbaar, en daardoor ontstaat de op dat punt zoo gevaarlijke vrijheid. Wat uit het oogpunt van toenemende zedeloosheid, zoo wel als tot bescherming der gezondheidtegen die wette loosheid aan te voeren is, behoeven wij niet voor u op te sommen; wij deelen u alleen het feit mede, om ook u tot de overtuiging te brengendat een nieuw reglement op de publieke huizen en vrouwen, dringend noodzakelijk wordt. In het personeel der politie heeft geene verandering plaats gehad, wat de ambtenaren aangaat; die in het per soneel der bedienden behoeft men niet te vermelden. De dienst der dienaren van politie, nacht- en veldwach ters, is over het algemeen voldoende geweest; door de eerste zijn vele overtredingen van verordeningen gecon stateerd gewordenen de overige hebben naar behooren het hunne bijgedragen, tot bewaring der rust en bevorde ring van de veiligheid in en om de Gemeente, zoodat, niettegenstaande den gestrengen winter en het nijpende der armoede, van geene misdaden gehoord is. De gewone proeven met de brandspuiten, in den zomer van 1853 genomen, hebben ons de overtuiging geschonken, dat de brandbluschmiddelen behoorlijk onderhouden worden, en in eenen goeden toestand verkeeren. Dat onderhoud is in 1853 op nieuw, voor drie jaren aanbesteed aan W. Slotboom zich daarvan bij voortduring ten onzen gekweten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1853 | | pagina 58