66
en
c.
Over de visscherij valt zeer weinig te zeggen; zij is in
onze Gemeente eene zaak van geringe beteekenis, en daarom
moeijelijk in bijzonderheden of beschouwingen te bespreken.
De visscherijwelke het eigendom der Gemeente isblijft
verpacht voor de somma van f 84, wat die in het Kanaal
betreft, en ongebruikt, wat die in de Loosduinsche vaart
aangaat.
Het toezigt op de visscherij wordt uitgeoefend door de
zelfde personen, aan wier toezigt de jagt is toevertrouwd.
Zij kwijten zich daarvan zeer goed, en hunne waakzaamheid
Het schadelijke gedierte is op het jagtveld over het alge
meen niet toegenomenin het afgeloopen jaar zijn
9 bunsings,
12 wezels,
11 sperwers
6 wouwen
gedood gewordenen ons zijn geene klagten ter oore geko
men over schade door dit gedierte toegebragt of over nala
tigheid in het toezigt daarop.
De premiënvoor het dooden der opgenoemde dieren
aangevraagd, bedroegen gezamenlijk de somma van ƒ11.70.
Het toezigt op de jagt wordt, behalve door twee bezol
digde jagtopzienersuitgeoefend door de veldwachters der
Gemeente en door de onbezoldigde jagtopzieners, op verzoek
van bijzondere personen aangesteld. Het getal der laatsten
bedroeg in 1853 twee.
De aan deze onbezoldigde personen, bij arrest van den
Hoogen Baad, toegekende bevoegdheid, om ook op gronden,
waarvoor zij niet bepaald zijn aangesteldhet toezigt te
houden of overtredingen te staven, mag worden aangemerkt
als een gelukkig middel, om op den toestand van het
jagtveld eenen gunstigen invloed uit te oefenen.
Het aantal bekeuringen is niet zeer groot geweest; zij
bepaalden zich meestal tot personen, die met ongebungelde
honden in het jagtveld aanwezig waren.
VISSCHHIJ IN DE BINNENWATEREN.