I 75 i eenig belang hebben plaats gehad, van oponthoud enz., zijn ons niet In de eerste plaats komen alhier in aanmerking de diensten over de gewone wegen, bij welke in den loop van 1853, geene nieuwe concessiën zijn verleend; doch welke allen, zoo als zij in werking warenzijn blijven bestaan. Ook deze diensten hebben geene klagten opgeleverd, en hunne voortdurende instandhouding mag aan de eene zijde het be wijs opleveren, dat zij aan de ondernemers steeds voordeelen blijven afwerpen; wij putten er tevens de overtuiging uit, dat zij voor het publiek noodig en nuttig zijn, en dat hun behoud bij de meer en meer vernietigende en uitsluitende mededinging der spoorwegen, hoogst wenschelijk is. Nog een enkel woord voegen wij hierbij ten aanzien van dat groote en algemeene middel van vervoer, en wij achten ons gelukkig, hierover gunstiger te kunnen spreken dan in het vorige Verslag. Geene ongelukken van en de vroegere klagten zoo dikwijls herhaald gewordenhet vertrouwen bij het reizend publiek is teruggekeerd, en de exploitatie geschiedt met zooveel voorzigtigheid en orde, als men slechts wen- Gemeente-besturen aangestelde of goedgekeurde personen zijn aan de regels voor de dienst gebonden, welke hun bij ordonnantiën of reglementen zijn voorgeschrevenen waar die nog geene genoegzame waarborgen voor eene goede en zorgvuldige bediening der aan hen toevertrouwde veren zouden opleveren, is hun eigenbelang tegenover de van alle zijden opkomende mededinging, de sterkste prikkel tot ge trouwe betrachting hunner verpligtingenen de zekerste borg daarvoor bij het publiek. Daaraan meenen wij de instandhouding van zoo menige schuitendienst te moeten toeschrijvenwelke oppervlakkig beschouwd, moest te niet gaan, en waaraan de voortzetting voor een gedeelte van het publiek, toch nog van zooveel belang blijkt te zijn. C. MIDDELEN VAN VERVOER TE LANDE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1853 | | pagina 76