I I 78 a. b. c. vraag welke in het rapport der Commissie voorkomen. - over de broodzetting en verkoopen Wij laten hier dadelijk de beantwoording volgen van de vragenomtrent inrigtingenin verband met den handel nog buiten het model-verslag gedaan: Geene overtredingen van de verordeningen op de maten en gewigten (zie Hoofdstuk XVI, lett. zijn geconstateerd geworden. Nieuwe verordeningen op het bakken van brood werden niet vastgestelden Aangezien, naar aanleiding van de bestaande verorde ningen op de botervatengeene overtredingen zijn geconstateerd, hebben wij geene aanmerkingen op de werking dier verordeningen mede te deelen; Ten einde ten slotte nog te handelen over de gedaan ten aanzien der Geldmiddelen van de Gemeente, en wel meer bepaaldelijk ten aanzien der Gemeente-schul- denafloopende betalingen enz. Als afloopende betalingen is in 1858 aan lijfrenten voldaan6,229.99 terwijl verder op 1’. Januarij 1853, voor de de Gemeente-schuldenaan renten tot dien dag, is betaald- 1,312.42^ en aan aflossing- 45,000.00 En met deze som was alle schuld van de Gemeente ge delgd, en de administratie geheel zuiver en vrij. Met alle regt mogt de heer Burgemeesterin zijne toespraak aan den Baad op den Isten Januari} 1853op zulk eene gelukkige omstandigheid voor de Gemeente wijzen, en wij meenen daarover ons nog te meer te mogen verheugen, met het oog op de ongunstige omstandighedenwelke onze financiën sedert hebben moeten verduren, en op de overneming van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1853 | | pagina 79