r.
12
2°.
3°.
4°.
en omtrent het onderhoudde adminis
tratie en de bediening kunnen wij ons bepalen tot hetgeen
in het vorig verslag is gezegd, omdat ons uit aanmerkingen
of klagten niets van het tegendeel is gebleken.
Onze eigene begraafplaats wordt van lieverlede meer be
plant; doch de groei dier beplanting gaat niet voordeelig
en men ondervindt steeds dat men voor de betere dekking
dezer inrigting te kampen heeft met bijna onoverkomelijke
bezwaren, die uit den aard en de ligging van den grond
eigenaardig voortvloeijen. Hoe het zijhet blijft onze zorg
die begraafplaats een behoorlijk aanzien te geven en hoewel
daarvoor veel tijd wordt gevorderd, vleijen wij ons nog
altijd met het welgelukken onzer pogingen.
mogelijkheid bestond; eene vraag ten dien einde aan het
Departement van Financiën voor ruim een jaar gedaan
heeft tot nog toe geen’ gunstigen uitslag gehadwaarschijn
lijk ten gevolge der moeijelijkheden en bezwaren aan de
voldoening dier vraag verbonden; doch wij hebben het voor
nemen op dat verzoek aan te dringen en achten daarmede
in het welbegrepen belang der Gemeente te handelen.
Moge dan ons archief voor den geleerden onderzoeker
niet genoegzaam zijndaar het meest belangrijke voor onze
geschiedenis in het Rijks archief voorhanden is, toch hopen
wij het voor onze Gemeente voldoende te maken en door
orde en goede inrigting te doen beantwoorden aan het ge-
wigt, dat er voor elke Gemeente gehecht moet worden aan
een archief, dat zoo veel belangrijks bevat als wij in ons
verslag van 1853, bladz. 13 en 14 kortelijk opgaven.
Omtrent de begraafplaatsen in de Gemeente is weinig bij
zonders te vermeldenzij zijn even als in het vorig verslag
de Burgerlijke begraafplaats
de Roomsch-Catholijke begraafplaats
de Israëlitische begraafplaatsen
de begraafplaats Ter navolging.
Ten aanzien van den toestand dier inrigtingen is ons niets
ongunstigs bekend
BEGEAAFPLAATSEN.