Het jaar 1854 is weder voorbij gegaan en het tijdstip aangebroken, waarop wij door art. 182 der Gemeentewet ge roepen worden tot het uitbrengen van een Verslag over den toestand der Gemeente gedurende den loop van dat jaar. Met vertrouwen op eene toekomst, welke zich toen reeds helderder voordeed, eindigden wij het vorig Verslag, en het is nu onze taak, die toekomst, thans reeds tot het verledene behoorende, ua te gaan en voor U te ontwikkelen. In den regel gelooven wijdat onze mededeelingen niet overal evenveel gelukkigs bevatten zullenintegendeelmenig- malen zullen wij zaken moeten vermelden, waarvan het aan wezen tot nadeel en onheil der Gemeente strekte; doch niet altijd zal ons Verslag die zwaarmoedige kleur vertoonen; het zal, de waarheid hulde doende, voorzeker te roemen vinden op vooruitgang in beschaving, op ontwikkeling van materiële welvaart, en waar dan ook de vruchten niet dade lijk rijpten van al wat tot heil der burgerijvooral in die opzigten, werd ondernomen en voorbereid, het zaad zal niet verloren zijn gegaan en later stellig ontwikkelen. Wat hiervan zijzal door de bijzonderheden van dit Ver slag kenbaar worden in de onderdeden daarvan wordt het model gevolgd, te dien einde door Heeren Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voorgeschreven, aanvangende met

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1854 | | pagina 3