19
bewijs in zien van steeds voortdurende belangstelling bij
onze ingezetenen in kunsten en wetenschappen.
Zoodanige belangstelling, welke zich ook grootendeels
kenbaar maakt door beoefening en bevordering van datgene,
wat met wetenschap en kunst in verband staat, moet nood-
wendig invloed uitoefenen op de algemeene beschaving, die
op hare beurt weder een krachtig wapen is tegen zedeloos
heid en armoede, en wanneer men dit in aanmerking neemt,
zal het bovengemelde over kunstgenootschappen en vereeni-
gingen evenmin onverschillig worden opgenomen, als het
geen wij verder mede te deelen hebben over de inrigtingen
voor kunst, waaraan de gemeente subsidiën verleent of die
door haar grootendeels worden bekostigd.
De ’s Gravenhaagsche Teeken-Academie, eene inrigting,
waarover wij immer met het meeste genoegen spreken, nemen
wij alsnu ook weder op met de vermelding, dat zij in allen
deele in goeden staat verkeert en gunstig werkt. Spraken
wij vroeger van het nut der nieuw opgerigte Industrieschool
voor onze nijverheid en onzen handwerkstandwij verliezen
daarom niet uit het oog, welken gelukkigen invloed onze
Teeken-Academie daarop, sedert zoo vele jaren, reeds heeft
uitgeoefend en van hoeveel belang zij bij voortduring is en
blijft voor onze jongeliedenzoowel voor die zich op de
kunst toeleggen, als voor hen, die in het een of ander hand
werk een middel van bestaan trachten te vinden.
Bijzonderheden hebben wij omtrent deze inrigting niet te
vermelden. Behalve de voorziening in de vacature van der
den onderwijzer in het handteekenen ontstaan door het over
lijden van den heer Hoffen en vervuld door de benoeming
van den heer W. H. Liernur, op den 9den Mei 1854,
hebben in het personeel der onderwijzers geene muta-
tiën plaats gehad en over hun onderwijs heeft de Raad
van Bestuur steeds gunstige rapporten uitgebragt. Het ge
tal leerlingen bedroeg in 1854, 295, van welke 52 door
leden werden opgezonden, 131 zelve betaald hebben en 112
kosteloos onderwijs ontvingen. Het aantal leden w'as 55
en dat der begunstigers 16.
4