J
1
57
16,578.66
1°.
2°.
Na
F.
2°.
3°.
20,034.96
Reeds in den loop onzer bovenstaande beschouwingen ga
ven wij duidelijk genoeg te kennen, aan welke hoofdoorzaken
door ons de meerdere of mindere achteruitgang in den staat
van het armwezen toegeschreven wordtwij zullen hierom
trent in geene herhalingen treden omdat wij die oorzaken
meestal aan omstandigheden toeschrijvendie buiten onze
magt liggen en dus door ons geene middelen kunnen wor
den aangewezenwaardoor de invloed van dergelijke om
standigheden op eene afdoende wijze kan worden tegenge
gaan en bovendien, omdat die oorzaken slechts als geheel
tijdelijk moeten worden beschouwd en daarom, ook al ware
er dadelijke achteruitgang aan te wijzen, hierin toch spoedig
uit den aard der zaak verbetering te wachten zij.
n Wat dan gedaan is tot leniging en vermindering van ar
moede gedurende het afgeloopen jaar,vraagt ons verder het
voorschrift des verslags en het is daarop, dat het ons ge
makkelijk en aangenaam is het antwoord te gevenbegin
nende daartoe met de middelenwelke van wege de Ge
meente in die bedoeling zijn aangewend.
Wij splitsen die middelen in directewaartoe behooren
Subsidiën in 1854, bedragende .ƒ141,130.86
Spijsuitdeelingentot een bedrag van
Genees- en heelkundige hulpverstrekt
ten koste van
en in indirecte middelenwaaronder wij rangschikken
Onderwijswaaraan de Gemeente heeft
ten koste gelegdf 24,903.42^
Werkverschaffing, waaraan besteed werd - 14,602.80
deze middelen wijzen wij vervolgens op al hetgeen
door Diaconiën, armengestichten en inrigtingen tot leniging
van armoede werd verrigt en waarvan de mededeelingen ver
vat zijn in de statistieke opgaven welke hier achter volgen
doch bovendien heeft onze Gemeente nog te roemen op vele
inrigtingen waarvan het nut tot leniging of voorkoming
van armoede onmiskenbaar iswij rangschikken daaronder
i
2