68 De wet van den Isten September 1854, eene uitbreiding der regtsmagt van de Kantongeregten daarstellendeheeft natuur lijk eene belangrijke vermeerdering van werkzaamheden voor het Openbaar Ministerie bij die regtbank alhier te weeg ge- bragt; de daaruit voortvloeijende moeijelijkheden hebben even wel geen’ nadeeligen invloed uitgeoefend op de gewone dienst. De toestand der brandbluschmiddelen heeft geene verande ring ondergaan. Bij aanbesteding onderhouden, zijn ons geene klagten over gebreken aan brandspuiten, slangen, emmers enz. ter oore gekomen en leverden de proeven in den zomer van 1854, daarmede als naar gewoonte gehouden, het overtuigend bewijs der deugdzaamheid van dat onderhoud. De branden, gedurende den afgeloopen jaarkring in onze Gemeente voorgevallenwaren weinig in getal en gering van beteekenis. Zij hadden plaats Den 13den February, in het naauw van de Voldersgracht; Den 17den February, in de Koediefstraat Den 4den April, op het Slijkeinde; Den 6den April, in het Lange Achterom; Den lOden April, in de Pastorij in het Westeinde; Den 12den Mei, in het Lamgroen; Den 4den Junijop den Hofcingel Den 12den Junij, op het Spui; Den 29sten Junij, aan het Paleis in het Noordeinde, en Den Isten December, ten huize van den heer Eegouw, in de Schoolstraat. Alleen de laatste dezer branden heeft in zijne gevolgen treurig geweest, even als hij in zijnen oorzaak ontzettend en zeldzaam was; op eene andere plaats wordt ons de ge legenheid gegeven hierop terug te komen. Omtrent den staat van verlichting bij nacht hebben wij weinig aanmerkingen vernomen; de gazverlichting heeft in 1854 goed gebrand en wordt meer en meer uitgebreid. De moeijelijkheden, in dat jaar met de ondernemers der gaz- fabriek ontstaan, over den hoogeren prijs der steenkolen en de daarop gegronde vordering van prijsverhooging van de gaz, blijven nog steeds bestaan, en zullen waarschijnlijk

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1854 | | pagina 66