7-1. de bijna niet, appelen weinig was nietsbednidend. De houtteelt is afnemende, dewijl de gronden meerendeels in bouw-, tuin- of weiland worden opgenomen ten gevolge der hooge prijzen; die afneming is alzoo meer te beschouwen als eene vermindering van teelt, dan wel als slechte op brengst. Boomkweekerijen zijn niet aanwezig. De bosschen der Gemeente zijn in vrij goeden staat, even als hare verdere houtbeplantingenzoodat langzamerhand het nadeel, door den storm van den 26sten September 1853 aan het hout toegebragt, zal te boven gekomen zijn. Als algemeene opmerking mag men mededeelen, dat de belangstelling in al wat den landbouw en den veestapel be treft niet vermindert, en aanhoudend ziet men jongelieden uit den meer gegoeden stand dit vak tot een bestaan kie zen, waardoor van lieverlede de landbouw meer wetenschap pelijk en meer in het algemeen voordeel zal worden behan deld. De opgaven in bundertallen van opgaand hout, eiken- en ander hakhout, dennenbosschenrijswaarden, alsmede die van de reeds verdeelde en nog te verdeelen marken en gemeente gronden kunnen voor onze Gemeente moeijelijk worden op gegeven of zijn daarop niet toepasselijk. Staat E, hier achter gevoegd, vermeldt het aantal der tot bosch of tot bouw- en weilanden ontgonnen bunders grond. later aankomende groenten waren middelmatig, doch de prij zen niet in evenredigheid van de gemaakte kosten. Hoewel die vorst almede schade heeft gedaan aan bloemisterij was men over het algemeen daarmede tamelijk tevredende gewone potgewassen waren in het voorjaar wel bij prijslater nam zulks af. In den regel neemt de bloe misterij hier niet toe. Ofschoon hier geene boomgaarden in den waren zin des woords bestaan kan men toch opgevendat de opbrengst der vruchtboomen slecht is geweestdaar de voorjaarsvorst de bloesems had vernield; peeren waren er dientengevolge en de hoeveelheid fijne vruchten

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1854 | | pagina 72