1
88
Over dit onderwerp hebben wij in het vorig Verslag
eenige mededeelingen gedaanwaaruit blijken kandat in
den staat van zaken daaromtrent verandering noodzakelijk
was en evenwel is die verandering in 1854 nog niet aan-
gebragt. Hetgeen in deze echter heeft plaats gehad, willen
wij kortelijk voor U in het geheugen terugroepen, ten einde
het Verslag zooveel mogelijk de geschiedenis worde van de
voornaamste belangen der Gemeente.
Het rapport van de Raads-Commissie van den 29sten
November 1853 nog steeds onafgedaan blijvendeten gevolge
van den hoogen prijs der granen waardoor alle wijziging
van beginsel op het punt der broodzetting moeijelijk, zoo
niet gevaarlijk was geworden, zoo veranderde de zaak eenig-
zins van gedaante door het Koninklijk besluit van den
17den April 1854, n". 24 [Staatsblad n'. 68), waarbij met
den Isten Junij 1854 ingetrokken werd het Koninklijk be
sluit van den 15den April 1843 [Staatsblad n 13)hou
dende nadere algemeene bepalingen nopens den verkoop van
het brood en het werk der broodzetting. Hierdoor toch
hield het Hooger Bestuur opinvloed uit te oefenen over
deze aangelegenheid en werd de zaak geheel overgelaten aan
de beoordeeling en aan de wetgeving der Gemeentebesturen.
De Baad heeft dientengevolge ook dadelijk ontworpen en
uitgevaardigd eene verordening op de zettingde bereiding
en den verkoop van brood van meening zijnde, dat het
oogenblik thans slecht gekozen zoude wezen voor het verlee-
nen van volle vrijheidwaar tot nog toe het begrip ge-
heerscht had, dat de bepaling van een maximum de Burgerij
De diensten langs den Spoorweg zijn dezelfde gebleven
als in vorige jarenalleen zijn sedert eenigen tijd afge
schaft één trein op Amsterdam en één trein op Rotterdam
loopende. In hoe verre die afschaffing voor de administra
tie wenschelijk was, kunnen wij niet beoordeelen, maar dat
zij een ongerief voor onze ingezetenen oplevertdaarvan
houden wij ons stellig overtuigd.
d. BROODZETTING