34
het geheele
bij
dat de algemeene gezondheidstoestand in den afgeloopen
jaarkring over het algemeen niet gunstig is geweest.
In die verslagen wordt die meening gestaafd door de ver
melding van het heerschen der kinderpokken, der mazelen
en der Cholera Asiatica, alsmede door de opmerking, dat de
sterfte in 1855 zooveel grooter is geweest dan in vorige
jaren. Wij nemen deze denkbeelden geheel over, ons daar
mede volgaarne vereenigende, en putten uit die verslagen
nog eenige bijzonderheden ten aanzien der geheerscht heb
bende epidemiën.
De kinderziekte heeft het geheele jaar door geheerscht en
eveneens als zij van het vorig jaar overgenomen is, is zij
ook het jaar 1856 weder ingetreden. Het cijfer der aan de
pokken opgegeven lijders bedraagt 700, waaronder zich 150
lijders aan gewijzigde pokken bevonden. Hoe uitgebreid nu
deze epidemie ook moge zijn geweest, de sterfte kan nog-
tans gering worden geacht, daar, blijkens de officiële aan-
teekeningen ten bureele van den Burgerlijken Stand, slechts
145 slagtoffers dezer ziekte zijn opgegeven.
Zonder nu te treden in den aard dezer epidemie, mag
men niettemin uit deze gunstige uitkomsten wel de gevolg
trekking maken, dat die toegeschreven mogen worden aan
de eenmaal plaats gehad hebbende vaccinatie, in welk ge
voelen men versterkt wordt, nagaande dat de meeste sterf
gevallen bij zeer jonge kinderen hebben plaats gehad.
De mazelen-epidemie, zegt de Plaatselijke Geneeskundige
Commissie in haar rapport, was van uitgebreider aard. Van
Mei tot November geheerscht hebbende, werden door slechts
zes geneesheeren (van de overigen zijn geene aangiften in
gekomen) een getal van 945 ziektegevallen aangegevenen
hieruit mag men wel besluiten, dat in de laatstverloopen
jaren weinig epidemiën zijn waargenomen, die zich zoo al
gemeen over de Gemeente hebben verspreid. Door ongun
stige kenmerken heeft deze ziekte zich evenwel niet onder-
scheidendaar de sterfte aan mazelen zich over
jaar slechts tot 155 gevallen heeft bepaald.
Aangaande den loop der Cholera Asiatica, kan men