Het mag een gelukkig denkbeeld worden genoemd, dat de Gemeentewet als voorschrift heeft opgenomen de verplig- ting der Besturen, om telken jare verslag uit te brengen over den toestand der Gemeente. Wel is het waar, dat niet elk jaar genoegzame bijzonderheden aangeeft, om het Verslag op zich zelve belangrijk te maken; maar toch levert ieder jaar, ten aanzien van het een of het ander gedeelte der ad ministratie, voorzeker iets meldingwaardigs op, en dat iets aan datgene, en wordt daardoor zon- wordt nu opgenomen en bewaard, verbindt zich wat over vorige jaren is medegedeeld een’ schakel in de keten, die niet kan gemist worden der het geheel te verbreken. Het afgeloopen jaar 1855 ligt voor onze beschouwing open, en zal ons de stoffe aan de hand doen voor dit Verslag. Ruime stoffe geeft het ons in verschillende opzigten, zoo wel betrekkelijk de huishouding der Gemeente, als ten aanzien van den materiëlen en morelen toestand der inge zetenen daar het ons belangrijke hervormingen voorbereidde in belastingstelsel, politie-verordeningenenz., terwijl armver zorging, nijverheid, handel en al hetgeen daartoe betrekking heeft, ook in ruime mate onze beschouwing waardig is. Over gebrek aan bijzonderheden, waardoor het ons moeije lijk zoude vallente voldoen aan het voorschrift van art. 182

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1855 | | pagina 4