1 63 van levende meesters; doch de overtuiging dat de Parijsche tentoonstelling, die zich ook tot kunst uitstrekte, aan de inzending van werken hinderlijk zijnen voor eene kleinere expositie moest de overweging, dat ook deze zaak niet moet worden uitgeput, hebben ons van het denkbeeld doen afzien, om ons aan de vastgestelde gewoonte te houden. De pogingen later door de Commissie voor de tentoonstelling onderhands aangewend, om eene tentoonstelling van oude kunst bijeen te brengen en die als plaatsvervangster te doen optreden voor hare jongere zuster, leden schipbreuk èn op den geringen voorraad van oude kunst in onze Stad, èn op de moeijelijkheidom eigenaars te bewegen kunstwerken uit de handen te seven. O Dientengevolge heeft men in 1855 van dien aard niets gehaddoch wij hebben daarom deze zaak niet uit het oog verloren. Eene uitnoodiging van bestuurders der Academie van beeldende kunsten en technische wetenschappen te Rot terdam, omtrent het afwisselend houden van tentoonstellin gen, heeft aanleiding gegeven tot eene schikking met die Academie, dat wij alhier in 1857, even als vroeger, eene kunst-expositie zullen openen. Wij vestigen ten slotte van dit uitgebreid Hoofdstuk nog de algemeene aandacht op het Rijks Archief, thans geplaatst in het vroegere paleis op het Plein van harte juichen wij den maatregel toe, om een’ zoo grooten schat op eene ge paste en doelmatige wijze te bewaren en daarvoor aan te wijzen het prachtig gebouw, van ouds het logement van Amsterdam. Verdient alzoo de plaatsing onze warme hulde, de beschrijving door den Archivaris, de heer Bakhuijzen van den Brink gedeeltelijk in het licht gegeven, verdient die in dubbele mate van eiken Nederlander, die prijs stelt op de geschiedenis van zijn land en op de kennis der groote mannen, die daarin geleefd en gewerkt hebben, want uit deze beschrijving leert men het, welke hoogstbelangrijke schatten dit Archief bevat en welke waarde men daaraan voor Nederland te hechten heeft. Wij achten het bezit van dit Archief in onze Gemeente van te meer belang, omdat

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1855 | | pagina 64