(57
j
nu deze weinig ongunstige toestand niet
de werking der nieuwe Armenwet durven
duurte der levensmiddelendesniettemin de administra
tie» hebben gaande gehouden enzoo wij overtuigd zijn
behoorlijk hebben ten einde gebragt. Dit alles in aanmer
king nemende, is het onze gedachte, dat niet alleen
meerdere giften in al die behoeften hebben kunnen voor
zien maar dat wij wel degelijk hieruit mogen besluiten
dat de armoede zelve niet toegenomen is, en dat, zoo niet
door meerdere welvaart, dan toch door minder achteruitgang
het hoofd is kunnen geboden worden aan al deze omstan
digheden, die anders zoo juist geschikt zijn geweest, om
door haar gezamenlijk gewigt den ambachtsman geheel ten
onder te brengen.
Dit alles nu ondervonden ook de niet gesubsidieerde arm
besturen, en mogen wij dezelfde gevolgtrekking ten hunnen
aanzien maken Moeijelijk is het daarover een beslissend
oordeel uit te sprekenmaar wij gelooven uit de opgaven
welke wij van die besturen ontvangen hebben, uit hetgeen
wij zelve van den gang der zaken bij die administratie
wetenuit alles wat wij ten hunnen opzigte zagente mo
gen besluiten, dat ook in hunnen kring de armoede niet is
toegenomen.
Ofschoon wij
bepaaldelijk aan
toeschrijven, vermeenen wij toch de door die wet bevorderde
onafhankelijkheid van de Nederduitsche Hervormde Diaconie
niet zonder invloed in deze te mogen beschouwen.
De krachtsontwikkeling van dit Armbestuur heeft niet
alleen gunstig gewerkt ten aanzien van de inzameling van
meerdere giften, maar zij moet eigenaardig eene goede wer
king doen op de armen zelvedaarenboven verlieze men
niet uit het oog het hoofdbeginsel der Armenwet, waarmede
de Diaconie der Nederduitsche Hervormde gemeente zich
geheel vereenigd heeft: dat het burgerlijk Armbestuur alleen
bedeelen en voor gebrek bewaren kan, terwijl de roeping
van het kerkelijk Armbestuur veel hooger is en zich uit
strekt tot ondersteuning en opvoeding. De oorsprong der
bedeeling zelve geeft zelfs aanleiding, om die van de ker-