71
i
zal genoegzaam zijn, voor dit pnnt te verwijzen
naar het besprokene in Hoofdstuk VII, en wij voe
gen hier alleen bij, dat voor dit onderwerp in totaal
is besteed geworden f 30,436.29.
En wanneer wij nu den blik buiten onze administratie
slaan, zien wij al dadelijk al die diaconiën gereed, om ter
hnlpe te snellen waar behoefte is, en hen van dienst te zijn,
die in kommer verkeeren; wij merken verder zoo vele wel
dadige inrigtingen op, als het Oude Mannenhuis, het St.
Nicolaas-Gasthuis en de verschillende Hofjes, waar om strijd
gewerkt wordt aan de verbetering van den stoflëlijken toe
stand der medemenschen; wij zien maatschappijen en ver-
eenigingen zich inspannen, hetzij tot leniging der armoede,
zoo als de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen door een
ziekenfonds, de Loge der Vrijmetselaren door uitdeeliugen
van brood en turf enz., hetzij tot voorkoming van het kwaad,
zoo als de Algemeene Armenvergadering door werkverschaf
fing in het duin, de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen
door middel eener Spaarbank, de Hulpbank door het geven
van voorschotten, de vereeniging tot verbetering van den
werkenden en dienstbaren stand door al de haar ten dienste
staande middelen, de Commissie tot verbetering van de wo
ningen der arbeidende klasse door de bevordering van ge
zondheid en reinheid enz.; wij zien nieuwe ligchamen in het
leven roepen, om op het voetspoor van andere landen, de
middelen minder kostbaar, en dus voor de lagere standen
meer verkrijgbaar te maken, door welke reinheid en gezond
heid bevorderd worden; zoo als de wasch- en badinrigting,
die in den loop van 1855 tot stand is gekomen en op het ter
rein van de Zak, achter de Groote Kerk, zal worden daargesteld.
Dat alles wordt aangewend ter bestrijding van het ver
schrikkelijke kwaad, dat voor sommige rijken en op sommige
tijdstippen dreigend zich verheft, en dat voorzeker bij al de
pogingen, die tot verzachting en leniging worden aangewend,
nog genoegzaam ontwikkeld is en blijft, om niet als eene
zaak van weinig gewigt te worden voorbij gezien.