87
J
1
gekomen en heeft in den zomer weinig gegeven; het voor
hooiland bestemde is gedeeltelijk tot beweiding moeten wor
den afgestaan. Door deze omstandigheden zijn de hooiprij-
zen aanmerkelijk gestegen en de nadeelen daarvan zijn door
de hooge boter- en kaasprijzen niet kunnen gedekt worden.
Vele boeren hebben tegen den afloop van het weisaisoen
hun vee moeten verkoopendat in prijs natuurlijk gedrukt
was, en, ware het najaar niet buitengewoon gunstig geweest,
zoodat het vee tot de helft der maand December in de weide
is kunnen blijvende schade zoude over het algemeen aan
zienlijk zijn gewordenwant slechts weinige boeren konden
zich verheugen in het bezit van toereikend wintervoeder.
Goed voederstroo werd tegen hoogen prijs opgekocht.
Deze bijzonderheden, die wij aan de ’s Gravenhaagsche
afdeeling der Hollandsche Maatschappij van Landbouw ver
schuldigd zijn, verspreiden een juist licht over de duurte
van vele artikelen in den landbouw, omdat zij het verband,
dat tusschen het een en ander bestaat, duidelijk aangeven.
Zij leverden ons tevens het bewijs, dat, zoo de landbouw
in eenen gunstigen toestand verkeert, de uitoefening daarvan
toch dikwijls zijne eigenaardige moeijelijkheden en bezwaren
oplevert, en dat die van grooten invloed zijn op den toe
stand van het algemeen.
Schadelijke dieren werden in 1855 niet meer opgemerkt
dan men gewoonlijk ziet.
De druivenziekte, zoowel als de aardappelenziekte, zijn
verminderd. Wij achten ons gelukkig dat getuigenis te
kunnen afleggen, omdat, hoe uiteenloopende de voorwerpen
ook mogen zijn, wier ziekten wij in vorige verslagen meer
malen hebben besproken, het toch stellig waar is, dat beider
ziekten groot nadeel hebben berokkend, al trof dat nadeel
niet even algemeen.
De ziekten onder het vee hebben almede niet toegenomen;
de longziekte, diegene, waarop het eerst de opmerkzaamheid
valt, en die in hare gevolgen en door hare besmetting de
meeste schade veroorzaakt, heerschte dit jaar in deze Ge
meente zeer weinig; de enkele gevallen, die zich van deze