94
de grutterijen
behandeling van het vorig Hoofdstuk hebben geput, en dat
ons voor dit Hoofdstuk de noodige bouwstoffen levert.
Twee leden der Kamer zijn met den laatsten December
des jaars 1855 afgetreden, de heeren W. J. van Heijns-
bergen en J. B. Maxwils; bij de verkiezing, welke den
29sten November 1855 heeft plaats gehad, zijn beide heeren
weder herkozenen alzoo is de Kamer zamengesteld geble
ven zoo als zij tot nu toe was.
De hierachter als bijlage lett. G gevoegde staat, die in
derdaad, als bijdrage tot de kennis der nijverheid in onze
Gemeente, zeer veel belangrijks heeft, bevat de opgave der
voornaamste fabriekende vermelding van haren toestand
de mededeeling, waar gebruik wordt gemaakt van stoom
werktuigen, en overigens van het aantal arbeiders. Die
Staat mist echter altijd nog volledigheid, hetwelk toe te
schrijven is aan de weinige medewerking, welke de Kamer
van Koophandel ondervindt bij de opneming der bijzonder
heden voor deze opgaven noodig.
Het zal U uit dezen Staat, bij vergelijking van dien
over 1854, blijken, dat het aantal der in deze Gemeente
aanwezige fabrieken, bijna geene verandering heeft onder
gaan, en dat haar toestand in het algemeen niet ongunstig
is te noemen.
Als vervallen kunnen wij opgeven, de kaarsenmakerij van
de heeren v. d. Veen en Zoon, en de eerst in 1855 opge-
rigte steengieterij van C. Soetens, van welke dus te ge
lijktijdig de oprigting en het tenietgaan wordt aangekon-
digd.
Op den Staat lett. G komen nu ook voor
zoowel om de uitbreiding en het meerdere gewigt, dat zij
allengs verkrijgen, als om de daarmede in verband staande
omstandigheid, dat zij met stoomwerktuigen zijn begonnen
te werken.
Van het verleenen of het intrekken van concession, is
ons niets bekend geworden, evenmin als wij nieuw inge
voerde werktuigen en verbeteringen te vermelden hebben.
Alvorens de behandeling der fabrieken voor afgedaan te