Het begin van den nieuw aangevangen jaarkring legt
ons, onder andere periodieke werkzaamheden, ook volgens
art. 182 der Gemeentewet de verpligting op, U verslag te
doen over den toestand der Gemeente en als het ware in
Uwe gedachten terug te brengen al datgenewat in het
afgeloopen jaar ten opzigte der Gemeentebelangen heeft
plaats gehad en gedaan werdwat tot bloei der Gemeente
heeft mogen strekken en wat aanleiding heeft gegeven tot
minderen welvaart of achteruitgang, zoo men die mogt te
betreuren hebben. Die taak is ons in alle opzigten eene
aangename, maar vooral, omdat wij daardoor in de gele
genheid zijn veel toe te lichten, dat, onaangezien de tegen
woordige openbaarheid, ten aanzien der administratie nog
in het duister mogt gebleven zijn en ophelderingen te
gevenwaar die omtrent punten van ons beheer nog mogten
gevorderd worden.
Zoo veel mogelijk bij ons Verslag de orde volgende,
welke daarvoor in het bekende voorschrift is aangegeven,
zullen wijwaar zulks vereischt wordt of gepast geschieden
kandie bijzonderheden invoegenwelke niet bepaaldelijk
onder een der hoofdstukken van het voorschrift kunnen
gerangschikt worden en evenwel van genoegzaam belang
zijn, om ze door opneming in het Verslag in het geheugen
te bewaren.