HOOFDSTUK XI. tJenieente-Politie De algemeene toestand der politie laat weinig te wenschen over; zoowel in aantal als in indeeling schijnt de politie sterk genoeg te zijn voor onze Gemeente, ten minste mis drijven en politie-overtredingen worden zooveel mogelijk voorgekomen en althans wordt zorg gedragen, dat zij niet ongestraft kunnen worden gepleegd of begaan. Wordt bovendien tegen de eersten gewaakt door de zorg der justitie, de tweeden worden bestreden door de bestaande verordeningen, die, voor zoo veel de werking daarvan ter onzer kennisse is gekomen, voldoende mag worden geacht. Buitengewone maatregelen van politie zijn dan ook in den loop van 1856 niet benoodigd geweest, omdat de gewone genoegzaam waren tegenover eene rustige bevolking. Wij vestigen uwe aandacht een oogenblik op de invoe ring van het algemeene politiereglement van den 13den November 1855 met den Isten Januarij 1856 en op de omstandigheid, dat dus reeds de ondervinding van een ge heel jaar spreken kan voor de meerdere of mindere doel matigheid van sommige bepalingen van dit reglement. Als ons gevoelen hieromtrent mogen wij gerustelijk aangeven dat het algemeene politiereglement in den regel zeer gunstig werkt. Ten aanzien der werking van de verordening, regelende het gezondheids- en politietoezigt op de openlijke huizen van ontucht en de publieke vrouwen, den 12den September 1856 door u vastgesteld, kunnen wij, zoo als wij reeds in het Vide Hoofdstuk aangaven, zeer weinig melden, uithoofde de geneeskundige dienstmede in die verordening opgeno- SO a. OPENBARE VEILIGHEID.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1856 | | pagina 80