89 Ten einde voor het vervolg ook over onze Gemeentebe- zittingen een naauwkeuriger overzigt te bekomen van het geen door ontginning, bebouwing, aanleg of verandering daaromtrent plaats heeft, is ons voornemen eene gedetailleerde kaart te doen maken van al de gronden in de Gemeente gelegen, met juiste aanduiding van den toestand, waarin zij verkeerenop welke kaart telkens de veranderingen zullen bijgewerkt worden, die van eenig aanbelang in deze kunnen worden beschouwd. Op die wijze meenen wij in eene be paalde behoefte te zullen voorzienniet twijfelende of de kosten hieraan verbonden zullen ruimschoots worden opge wogen door de administrative voordeelenwelke het bezit eener dergelijke kaart zal opleveren. In den loop van 1856 hebben de duinbeplantingen geene ver andering ondergaan, uithoofde er weinig of geene onbeteelde pannen of vlakke gronden meer voorhanden zijn. Ook aan de afzanderijen werd weinig gewerkt, voor zoo verre betreft die achter Zorgvliet en die aan het Zwitsersch gebouwwelke laatste, omdat de vaart tot aan de grenzen van Wassenaar gegraven is, eigenlijk geheel stilstaat; de afzanderij aan het einde van het Kanaal heeft daarentegen nuttig gewerkt, zoodat de vaart aldaar met eene lengte van 160 ellen werd voortgezet. Daargelaten het belang, dat de Gemeente bij den aanleg der vaart zelf heeftis de afzanding op dat punt zeer geschikt en nuttig, zoo dat men die nu ook langs een zijtak vervolgt. Ten aanzien van de zandverstuivingen en de middelen tot beteugeling daarvan aangewendmogen wijeven als ten opzigte van den aard van het gebruik der woeste gronden, gerustelijk verwijzen naar het daaromtrent vermelde in ons vorig Verslag, omdat al wat toen gezegd werd nog geheel van toepassing is gebleven en de overneming daarvan dus nuttelooze herhaling zoude zijn. Ontginning van afgeveende of dalgronden hebben wij voor onze Gemeente, bij ontstentenis van dergelijke gronden, geenzins te vermelden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1856 | | pagina 89