91 De verschillende soorten van visscherij buitengaats werden in 1856 te Scheveningen uitgeoefend door 121 vaartuigen, en dus door 5 meer dan in 1855. jagten, eendvogelkooijenduiventillen, zwanen driften worden overigens alhier niet gevonden. De invloed van het schadelijk gedierte deed zich in den loop des jaars op het jagtveld niet bijzonder gevoelen; het gering aantal van 4 wezels, en 7 bunzings in 1856 als schadelijk gedood, bewijst althans niet voor toeneming van deze plaag. Aan premiën werd voor het dooden dezer gedierten be taald de som van f 3.30. Het toezigt op de jagt werd in 1856 even als vroeger uitgeoefend, behalve door de veldwachters, die als jagtopzie- ners geagreëerd zijn, door twee bezoldigde en drie onbezol digde jagtopzieners en voor zoo verre ons bekend geworden is was dat toezigt voldoende, voor zoo verre zulks in de nabijheid der duinen, waar voortdurend wildstrooperijen worden gepleegdmogelijk kan geacht worden. en ganzen- De geringe beteekenis der visscherij binnen deze Gemeente, die zich grootendeels bepaalt tot de vaarten en het kanaal, maakt het minder belangrijk hieromtrent in bijzonderheden te treden. De eigen visscherij is bij voortduring verpacht volgens hetzelfde contract en dus op dezelfde voorwaarden als in vorige jaren. Het toezigt op de visscherij in de binnenwateren is aan dezelfde personen toevertrouwd, die met dat op de jagt be last zijnook over dit toezigt zijn ons geene aanmerkingen bekend. C. VISSCHERIJ IN DE BINNENWATEREN. d. VISSCHERIJ BUITENGAATS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1856 | | pagina 91