93 onze Ge il OOFDSTUK XIV. Ambaclits- en Fabrieknijverheid. Niet onopgemerkt waardige pogingen Scheveningenom ook ter versche haringvangst Het is steeds met ingenomenheid, dat wij in ons Verslag handelen over het onderwerp van dit Hoofdstuk, //ambachts- invloed uitoefent op het grootere gedeelte van meente. Dit merkten wij reeds op, toen wij bij de behan deling van het armwezen (Hoofdstuk X), de mindere be hoeften van het Gemeente-armenbestuur te Scheveningen mogten aangeven, en wij zullen hierop nog met een enkel woord terugkomen bij het spreken over ambachts- en fabriek - nijverheid (Hoofdstuk XIV). In ons vorig Verslag moesten wij als onafgedaan ver melden een door den heer Varkevisser gedaan voorstel, om bij de Staten-Generaal aan te dringen op de weglating der belemmeringen uit de wet op de zeevisscherijenbij dat Staatsligchaam als ontwerp aanhangig, en wel door de niet- aanneming van art. 4 dier wet; nu kunnen wij er bij voe gen, dat zoodanig adres in de Vergadering van den 5den February 1856 is vastgesteld en dadelijk daaropzoowel aan de Eerste als aan de Tweede Kamer der Staten-Gene raal verzonden isdoch naar het resultaat wacht men nog te vergeefs, omdat de daar tusschen getreden ingewikkelde tijdsomstandigheden de afdoening der bedoelde wet zeer op den achtergrond hebben geschoven en zij dus, even als het bewuste adres, nog aanhangig is gebleven. mogen wij laten voorbijgaan de lof- van de heeren Maas en de Jager te van daar vaartuigen te doen uitgaan en wij verheugen ons, dat die po- gingen met zoodanigen gunstigen uitslag bekroond zijn dat die ondernemers voorzeker niet afgeschrikt zullen wezen van de voortzetting dier nieuwe uitbreiding van de vis- scherij te Scheveningen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1856 | | pagina 93