108 ontgonnen bunders, zoo landen. Bovendien had 1857 geene ontginning voor het eene staan en voor geene splitsing of afzonderlijke opgave vat baar zijn; bovendien hebben de Scheveningsche bosschen en wandelingen eene uitgestrektheid van ruim 48 bunders, die aan hakhout- van jaar tot jaar voor de Gemeente eene niet onaanzienlijke winst afwerpen. De verdere bosschen zijn houtbeplantingen van duingronden, waarvan de oppervlakte, als over kleine en ongelijke vakken verdeeld, moeijelijk zoude op te geven zijn en die uit het oogpunt van voordeel tame lijk onbeduidend mogen heeten. Eene opgave van de reeds verdeelde en der nog te ver deden marken en Gemeentegronden komt voor deze Ge meente niet in aanmerking. Bij ons vorig Verslag hebben wij overgelegd twee staten houdende een overzigt van de ontginningen van woeste gronden, welke in de laatste vijf en twintig jaren hadden plaats gehad en van den toestand der gronden tot de Ge meente behoorende in het algemeenen wij spraken toen tevens van onzen wensch om een gedetailleerden staat te be zitten van het terrein aan de zuidwestelijke en noordooste lijke zijden van den Scheveningschen weg, waarop naauw- keurig aangegeven waren de reeds bebouwde of ontgonnen en de nog woeste gronden en w’aarop geregeld elke veran dering in dien toestand voorkomende kon aangeteekend en bijgewerkt worden. Die wensch is nog niet vervuldmaar daaraan zal toch in den loop van het ingetreden jaar wor den voldaan, aangezien de begrooting voor 1858 reeds een post voor de uitgaven, die daardoor veroorzaakt zullen wor den, aanwijst. Zoo lang ons zoodanige kaart ontbreekt, is onmogelijkheid bij de geringheid der plaatshebbende veranderingen, geregeld elk jaar op te geven het aantal tot bosch, als tot bouw- en wei- van wege de Gemeente gedurende van woeste gronden plaats en wat rekening der particulieren geschiedt bepaalt zich uit

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1857 | | pagina 108